Expositie Kees Bastiaans
Openingstoespraak door Drs Léon van Liebergen
conservator-directeur MRK Uden
Een treffend verhaal over de schilder Kees Bastiaans en een overzichtstentoonstelling van zijn werk, dat we u niet willen onthouden en dat bij uitstek geschikt is als opstap voor een bezoek aan de expositie.

De gehele toespraak die werd gehouden in de kapel, met als blikvanger het onderstaande schilderij, is hieronder integraal weergegeven.


"Gisteren ben ik naar Mill gereisd om de toren en de geboortegrond van Kees Bastiaans te zien.

En ik vond het volgende:
Kees Bastiaans is drie keer geboren.
Een keer uit zijn moeder, in 1909
een keer uit de vrouw die hij lief had, in 1937, toen hij huwde met Mien Derks
een keer uit zijn werk en de toeschouwer daarvan, officieel na 1943.

De toren staat er nog, het oude gemeentehuis is verdwenen.
Deze twee gebouwen, zo vaak, in combinatie veelal tuimelend, terugkerend in het latere werk van Kees Bastiaans, vormen de metafoor voor de wereld die zijn onschuld verliest. Maar staan ook voor de wereld, die als inspiratiebron, karakter heeft gegeven aan het werk van Kees Bastiaans.
Kees Bastiaans heeft verdwijnende onschuld namelijk nog net gevangen. In den beginne nog wat onrustig, later steeds zelfbewuster en met brede gebaren.
Met zijn werk laat hij ons een wereld zien die steeds meer verdwijnt, verdwenen is, en zulks in een stijl en met een techniek die met het wegvagen van oude zekerheden, steeds sterker, herkenbaar worden.
Hij voert ons steeds zelfbewuster van zijn kunnen aan de hand, door het Mill en het Brabant van na de Tweede Wereldoorlog. En dat, in de loop der jaren, met groeiende ironie en met ontwapende zelfspot.

Nieuwsgierig, gelijk een kat of poes, want dat zijn nieuwsgierige beesten, trekt hij de beschouwer van zijn werk mee, maakt hem deelgenoot. En zo, nieuwsgierig, beeldt hij zich ook af op het eerste schilderij op de expositie in Uden. Op de expositie in Uden hangt de gekende Bastiaans.

In Uden opent de expositie met een portret van de kunstenaar: grote ogen, hoog rode kleur en een kat op de linkerschouder. Achter hem de toren en het gemeentehuis van Mill.
Beide staan nog recht en van de toren wappert een vlag. Onnut evenwel ligt op de loer, zelfspot is al aanwezig, maar dit portret sluit nog aan op de meer ernstige, jongere zelfportretten die U zojuist in Mill hebt gezien.
Op het tweede portret helt de toren al iets, is de blik al ondeugender en is de kat op zijn schouder vervangen door een als wulps te ervaren vrouwelijk naakt dat aan het oor van de schilder trekt. De pastoor raakt er minder door bekoord en heft de handen.
Een kleine gezagscrisis tekent zich af. Dit tot vermaak van Kees. En ons als toeschouwer betrekt hij in het complot.
Het derde portret is van een Breugheliaanse horor vacui. Een vol tableau; talrijke figuren, dansend in de kroeg. Het is Carnaval, de vreugde spat van het doek. Op de kiel is weer een poes geschilderd. Maar nu wordt de toeschouwer deelgenoot gemaakt van de nieuws-gierigheid van de schilder. Hij neemt ons mee op pad en toont het leven; het leven in het dorp.

In Mill ziet U de nodige aspecten van dit leven, van het verdwijnen van de rituelen. Maar in Mill is de toon ernstiger, is het meer de zoeker naar een eigen stijl, is het allemaal nog niet uitgekristalliseerd.
In Mill wordt wel de basis gelegd, het brood verdiend.
In Mill hangt de meer onbekende Bastiaans, daar ligt het fundament waarop voortgebouwd wordt.
In Mill ziet U een vroeg ( 1941) ontroerend stilleven van een wilde eend; de schilder binnen de verver ontluikt.
In Mill ziet U studietekeningen maar ook het imposante familieportret, het grote katholieke gezin, dat ook na de voltooiing van het schilderij, nog zou groeien.
In Mill ziet U ook al het ontroerende schilderijtje met de vier/drie koningen, de stroper die het gezag, de agent, een weinig tartte.
In Mill ziet U ook het schilderij van de zigeuners in het dorp. Stroper, zigeuner, kinderen, vrijbuiters en onschuld.

Een wereld die zou verdwijnen, evenals dat grote, katholieke gezin met moeder als centraal, onverstoor-baar breiend middelpunt. De rots in de vruchtbare branding.
Kees Bastiaans laat hen nog één keer zien. Herkenbaar, met liefde weergegeven maar verdwijnend. De observator wordt geboren, met een been nog in het Rijke Roomse leven, maar met een scherp oog voor een snel veranderde wereld. Zeker na de jaren ’60, de jaren van na het Tweede Vaticaans Concilie, anti-autoritaire bewegingen en uitvliegende kinderen. Mill werd ook groter, naast De Tijd was er ook voortaan de TV.

Terug naar de expositie te Uden.
De processie, de paardenmarkt van Bemmel en vader gaat op stap, een titel ontleend aan een liedje van Toon Hermans.
Een schuinsmarcheerder verschijnt, maar het is er een met een klein hartje. Het bloemetje voor thuis om het goed te maken in de hand, maar achter hem kantelt meer en meer de autoriteit.
Gemeentehuis en toren kantelen over elkaar, proberen elkaar nog overeind te houden. Zelfs op een stilleven met kan, kruik en appels kantelen zij weer: de toren en het gemeentehuis. Maar de stijl is vrijer geworden. Kees heeft zich bevrijd, heeft zichzelf en zijn verhaal gevonden.

Een Bastiaans wordt voortaan onmiddellijk herkend.
Met milde humor wordt geconstateerd, waargenomen. Het vaak kleine en stille wordt met brede vlakken in primaire kleuren, en binnen eenvoudige compositie gevangen.
Kees Bastiaans manifesteert zich als Kees Bastiaans die de veranderende wereld heeft vastgelegd in brede gebaren en met een milde ondertoon.

Maar nogmaals de wereld verandert.
De kermis is er nog maar de import rukt op, ook in Mill. Vreemden uit de stad dromen over een boerderijtje op het platteland. Een druk met dieren bevolkt schilderij en twee wat verstilde, hoekige, verbaasde personen zijn het resultaat, Een beetje Permeke, een vleugje Felix Timmermans en dat alles in primaire kleuren.
De werkelijk Kees Bastiaans is geboren. Niet in 1909 maar in het Mill dat zijn onschuld verloren had.

En de kinderen van Mill gaan ook naar de stad. En die subtiele veranderingen weet Kees weer te geven, in een geniale eenvoud. Een voorbeeld hiervan is het schilderij De Zoekende uit de collectie van Uden. Uit de stad keert omstreeks 1970 een student terug. Lange haren en een Afghaanse jas. En op de achtergrond, drie kleine koningen. De geportretteerde weet het ook niet allemaal; wat was nu leuker zijn jeugd of zijn leven in de grote stad. Wij staan erbij en kijken ernaar. Wij herkennen het, en horen achter de verf het geroezemoes van de dorpelingen.

En zulke taferelen zijn er meer te zien.
Onmiddellijk herkennen wij de chroniqueur Bastiaans in de weergave van de dorpelingen, in de uitbeelding van een klein gezin wachtend voor de deurpost op een bericht van de postbode. Zulk een wachten is verdwenen maar het door Bastiaans weergegeven wachten is blijven bestaan.
Wij herkennen hem onmiddellijk in de klompendans en de clown Dimitri en de weergave van Vastenavond, met een vleugje Ensor, compleet met mombakkesen en rommelpotten. En dan de landschappen. Van Gogh is te proeven, maar ook de Cobra-boys en de jongens van de Groningse Ploeg. En toch zijn het echte Bastiaans; krachtig, helder en summier.

Kortom Mill en de wereld verloren hun onschuld, Kees Bastiaans vond haar terug in een geraffineerde stijl.
Kees Bastiaans toont de essentie met minimale middelen. En dat is knap.

Allen, in het bijzonder Kees Bastiaans, vandaag 100 geworden, van harte gefeliciteerd.
Volgaarne had ik U een frietje aangeboden vanwege dit heuglijke feit maar ik heb begrepen dat U daarvoor weer in Mill moet zijn.
Het is goed dat wij, na 19 jaar Kees Bastiaans weer in huis hebben. Hij mag nu wedijveren met de andere groten uit onze collectie.
Dank voor Uw aandacht".

Drs. Léon van Liebergen, conservator-directeur van het MRK Uden.

omhoog

terug

 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
exposities